Het gelach op de binnenplaats
Er klonk wreed gelach op de binnenplaats van de St. James Academy, een van de meest elitaire scholen van Londen.
De twaalfjarige Leo Thompson klemde zich vast aan de riemen van zijn rugzak en liep door. Zijn strakke witte overhemd en getailleerde blazer konden het onregelmatige ritme van zijn stappen niet verbergen. Elke keer dat zijn prothese de grond raakte, volgde een zacht, metaalachtig klikgeluid – een geluid waar zijn klasgenoten graag om spotten.
Leo keek niet op. Hij had geleerd dat als hij lang genoeg naar de grond staarde, de wreedheid van de wereld iets minder pijn deed.
Maar die dag had de wereld andere plannen.
De jongen die alles had – behalve vrede
Leo was de enige zoon van Richard Thompson, een miljardair en vastgoedmagnaat die de helft van de skyline langs de Theems bezat. Voor buitenstaanders was Leo het toonbeeld van privilege – onaantastbaar, gezegend, bewonderd.
Maar achter de hoge poorten van het familiehuis was het leven niet rooskleurig. Zijn moeder was overleden toen hij zes was, bij hetzelfde auto-ongeluk waarbij hij zijn been had verloren. Zijn vader was die dag op zakenreis geweest en was sindsdien zelden thuis geweest.
De prothese werd gemaakt door een van Richards bedrijven, een gestroomlijnd titanium model dat meer waard was dan de auto’s van de meeste gezinnen. Hij was perfect – té perfect. Elke stap herinnerde Leo eraan dat zelfs zijn pijn een prijskaartje had.
Dus toen de jongens hem ‘robotjongen’ of ‘halfmens’ noemden, verzette hij zich niet. Hij ging gewoon rustig zitten en probeerde te verdwijnen.
Het meisje dat naast hem zat
Alles veranderde op een grijze maandagochtend in november.
Een nieuwe leerling kwam erbij: Amara Lewis, een meisje met een beurs uit Brixton. Haar uniform was tweedehands, haar schoenen waren licht versleten en haar accent deed de deftige kinderen grinniken voordat ze überhaupt iets zei.
Maar Amara leek er geen last van te hebben. Ze keek kalm en kalm om zich heen en koos de enige vrije plek – naast Leo.
De leraar glimlachte.
« Amara, welkom op de St. James Academy. Je zit naast Leo Thompson. »
Er ging een gemompel door de klas. Een jongen fluisterde luid:
« Arm meisje, je zit vast aan de robot. »
Er brak gelach uit. Leo’s gezicht werd rood, maar voordat hij naar beneden kon kijken, draaide Amara zich naar de jongen om en zei kalm:
« Grappig. Ik dacht dat robots slimmer zouden zijn dan mensen. »
De kamer werd stil. De grijns verdween. En voor het eerst in maanden glimlachte Leo.
Een vriendschap die alles veranderde
In de weken die volgden, groeide er een onverwachte vriendschap. Amara behandelde Leo nooit als iemand met wie ze medelijden moest hebben – ze behandelde hem als iemand die echt was.
Ze lunchten samen onder de oude eik. Ze deelde haar boterhammen en hij vertelde haar verhalen over de lievelingsliedjes van zijn moeder. Amara tekende graag en Leo keek graag naar haar schetsen – vooral als ze zijn prothese tekende, niet uit nieuwsgierigheid, maar met respect.
« Je hebt geen twee benen nodig om rechtop te staan, » zei ze op een middag tegen hem, terwijl ze zachtjes schetste. « Je hebt er gewoon één nodig die het niet opgeeft. »
Haar woorden bleven bij hem hangen.