« Je bedoelt… Ze bezit dit allemaal? » Vroeg ik.
Een jongere man met een bril stapte naar voren. « Ja, mevrouw. Alles is van Clara. En als haar wettelijke voogd is het jouw verantwoordelijkheid om het te beheren totdat ze meerderjarig is. »
Ik wierp een blik op Clara, haar wang tegen me aan gedrukt, zachtjes zuchtend in haar slaap. Ik wist niet of ik moest lachen, huilen of flauwvallen.

Binnen legden de advocaten de opties uit. Ze lieten me architectonische plannen en landgoedfoto’s zien: een herenhuis met tweeëntwintig kamers, marmeren vloeren, verzorgde tuinen, een poolhouse en personeelsverblijven.
« Jij en Clara kunnen er meteen intrekken », zei er een. « We kunnen personeel regelen – kindermeisjes, verpleegsters, een huismanager. Je kunt haar comfortabel en geborgenheid opvoeden. »
Even sloeg mijn fantasie op hol: kroonluchters, een kinderkamer met gouden versieringen, een vleugel in de salon, een chef-kok die hartvormige pannenkoeken bakte.
Maar toen bewoog Clara zich en maakte het kleine gejammer dat ze altijd maakte als ze nabijheid wilde. Ik keek op haar neer en de fantasie brokkelde af als oud brood.
Dat was geen liefde. Dat was geld verkleed als zorg.
‘Nee,’ zei ik en klopte Clara op de rug.
De advocaten knipperden met hun ogen. « Mevrouw? »
« Ik voed haar niet op in een fluwelen kooi. Ik heb haar niet in huis genomen om haar als een trofee op te poetsen. Ik nam haar in huis omdat niemand anders dat zou doen. »
Ik stond rechtop dan ik in maanden had gedaan. « Verkoop het landhuis. Verkoop de auto’s. Alles. »
« Maar… »
« Ik weet wat ik zei. »
Dus dat deden we.
En met elke cent bouwde ik twee dingen die ertoe deden.
De Clara Foundation, naar haar vernoemd, zou therapie, onderwijs en beurzen bieden aan kinderen met het syndroom van Down. Ik wilde dat geen enkel kind als Clara ooit nog te horen zou krijgen dat ze « te veel werk » waren.
En ik bouwde het dierenasiel waar ik altijd van had gedroomd. Het was niet luxueus, maar het was warm, met open velden en beschutting voor de zwerfdieren die niemand wilde. Mijn huis bleef hetzelfde, maar nu wemelde een lange schuur ernaast van reddingshonden, blinde katten en eenbenige kippen.

Mensen noemden me roekeloos. Onverantwoordelijk. « Je had alles kunnen hebben », spuugde een vrouw naar me in de supermarkt. « Je verspilt haar toekomst. »
Maar ik had me nog nooit zo levendig gevoeld.