Ik heb me vaak afgevraagd of dit huwelijk anders was dan een huurder zijn. Ik probeerde iets op te bouwen, ik probeerde lief te hebben, maar in ruil daarvoor kreeg ik alleen een onzichtbare leegte die ik niet kon vullen.
Op een dag kwam Héctor thuis met een koud, emotieloos gezicht.
Hij ging tegenover me zitten, gaf me de scheidingspapieren en zei droogjes: « Tekenen. Ik wil geen van ons beiden meer tijd verspillen. »
Ik verstijfde, maar ik was niet verbaasd. Tranen welden op en ik pakte de pen met trillende hand op. Alle herinneringen aan het wachten op hem aan tafel, die momenten waarop ik midden in de nacht maagpijn had en het alleen moest doorstaan, kwamen plotseling terug als diepe wonden.
Nadat ik het contract had getekend, pakte ik mijn spullen in.
Er was niets in zijn huis dat van mij was, behalve een paar kleren en het oude kussen waar ik altijd op sliep.
Uitsluitend ter illustratie.
Terwijl ik mijn koffer naar buiten sleepte, gooide Héctor een kussen naar me toe, zijn stem doorspekt met sarcasme: « Neem het mee en was het. Het valt waarschijnlijk snel uit elkaar. » Ik pakte het kussen aan, mijn hart zonk in mijn schoenen. Het was echt oud; de hoes was vervaagd, met vergeelde vlekken en gescheurde plekken.
Het was een kussen dat ik had meegenomen uit het huis van mijn moeder in een klein stadje in Oaxaca toen ik daar studeerde. Ik bewaarde het toen ik zijn vrouw werd, omdat ik moeilijk zonder kon slapen.
Hij klaagde erover, maar ik bewaarde het nog steeds. Ik verliet zwijgend het huis.