Ik reed terug naar dat huis. Elke kilometer was zwaar. Herinneringen kwamen boven aan Emily die lachte toen ze leerde fietsen, de geur van Lisa’s gebak, de warmte van kussen bij de deur. Alles nu vergiftigd, besmet met verraad.
Toen ik stopte, ging het licht op de veranda aan. Ik zag hem door het raam – Mark. In de dertig, zelfvoldaan, met een biertje in de hand, languit op mijn bank alsof die van hem was. Lisa zat tegenover hem, haar schouders stijf gespannen, haar blik gericht op het raam terwijl mijn koplampen de gordijnen beschenen.
Ik liep dichterbij, mijn laarzen tikten op de stoep met het constante ritme van een soldaat die vijandelijk gebied betreedt. Ik klopte één keer, hard. De deur ging open. Mark stond daar.
« Nou, kijk eens wie er terug is, » sneerde hij, terwijl hij zijn fles omhoog hield. « Kom je je beloning ophalen? »
Er knapte iets in me, maar mijn discipline bleef overeind. Ik stapte naar binnen en deed de deur dicht. « Waar moet Emily vannacht slapen, Mark? In de garage? »
Zijn grijns verdween even. Toen boog hij zich voorover. « Die jongen had discipline nodig. Lisa is het daarmee eens – toch, lieverd? »
Lisa’s lippen gingen open, maar ze zei niets. Ze zag er klein uit, schuldgevoel op haar gezicht gegrift.
Ik kwam dichterbij, mijn stem laag en dreigend. « Discipline is niet een kind laten verhongeren. Het is niet haar opsluiten alsof ze niets is. Je bent klaar. »
Hij lachte hol. « Wat ga je doen, soldaat? Me neerschieten? »
Dat hoefde ik niet. De zwaarte van mijn aanwezigheid was genoeg. « Ga weg. Vanavond. Of degenen die ik heb opgeroepen, zorgen ervoor dat je verdwijnt. »