« Een klein beetje om hem op weg te helpen, » zei hij hartelijk. « Zodat hij zijn studieschuld niet hoeft af te lossen voordat hij gaat wonen. »
Martin keek me ongelovig aan. We hadden de kinderkamer nog niet eens geschilderd.
Ik hield de envelop vast alsof hij zou verdwijnen als ik hem losliet.
« Dank je, » fluisterde ik. « Hij is nog niet eens geboren… en jij gelooft al in hem. »
Uitsluitend ter illustratie.
Jay glimlachte. « Natuurlijk. Hij is mijn kleinzoon. »
Door de jaren heen bouwden Martin en ik dit spaargeld geleidelijk op. Verjaardagscadeaus, bonussen, onkostenvergoedingen – we spaarden alles wat we konden. Het werd een ritueel. Niet alleen financiële planning, maar ook een manier om de kiemen van zijn dromen te voeden.
Robert had grote dromen. Hij wilde astrofysicus worden. Hij zei dat hij een raket naar Pluto zou bouwen. Ik lachte, maar hij was zo serieus – die kleine vingertjes die de pagina’s van een boek omslaan, zijn stem laag en zelfverzekerd.
Maar het leven waarschuwt je niet voordat het je vernietigt.
Na Roberts dood hebben we dat account nooit meer aangeraakt. Het lag daar, heilig en stil. Ik kon niet inloggen, kon het nummer niet zien dat ooit een toekomst symboliseerde die al voorbij was. Het was iets geworden waar we niet over spraken – maar ook niet konden uitwissen.
Twee jaar geleden probeerden we het opnieuw. Ik miste het gevoel van moeder zijn. Ik dacht dat misschien, heel misschien, een ander kind wat licht zou kunnen brengen.
« Denk je dat het tijd is? » vroeg ik Martin op een avond, bijna fluisterend.
« Alleen als je er klaar voor bent, » antwoordde hij onmiddellijk.
Dat was ik niet. Maar ik knikte toch.
En toen begon er een ander soort lijden.
De leegte werd luider. Niet alleen de stilte – de afwezigheid die ons overweldigde. Elke negatieve test voelde alsof het universum onze hoop bespotte.
Elke keer gooide ik de test met trillende vingers in de prullenbak en kroop in bed. Ik keek naar de muur en zei niets. Martin hield me gewoon vast, zonder woorden. Alleen aanwezigheid.
Woorden waren niet nodig. De stilte sprak boekdelen.
« Misschien zijn we niet voor elkaar bestemd, » fluisterde ik op een avond.