In ieders ogen was Ricardo een geweldige man. Hij was aardig, zorgzaam, had een vaste baan en behandelde me altijd met volledige oprechtheid. Hij herinnerde zich elke verjaardag, elke maaltijd die ik at, en overlaadde me altijd met lieve en warme gebaren. Als we uitgingen, hield hij altijd mijn hand stevig vast en trok me dicht tegen zich aan alsof hij me beschermde. Hij zorgde voor alle huishoudelijke taken, van koken tot schoonmaken, en liet me met rust. Ik beschouwde mezelf ook als de gelukkigste vrouw ter wereld.
De eerste paar dagen na onze bruiloft was ons kleine huis gevuld met gelach en romantiek. Ik dacht dat we gepassioneerde huwelijksreizen zouden hebben, zoete momenten zoals ik die in films had gezien. Ik was er mentaal op voorbereid, ongeduldig. Maar de eerste avond dat ik hem benaderde, kuste Ricardo me gewoon zachtjes op mijn voorhoofd en draaide zich om. Hij zei dat hij moe was en rust nodig had. Ik schonk er niet veel aandacht aan; ik geloofde hem, want in werkelijkheid had de lange en vermoeiende trouwdag ons allebei uitgeput.
Maar toen ging er een week voorbij, een maand, toen drie maanden, en er veranderde niets. Elke avond verwachtte ik een intiem gebaar van hem, een gepassioneerde omhelzing, een diepe kus. In plaats daarvan kreeg ik alleen maar vriendelijke woorden, aaitjes over mijn haar, en toen draaide hij zich om, verwijzend naar de werkdruk en uitputting. Hij was nog steeds zorgzaam, nog steeds attent, kocht nog steeds bloemen voor me en kookte, maar er waren absoluut geen intieme gebaren. Verwarring en twijfel begonnen mijn ziel binnen te dringen.
Elke nacht, terwijl Ricardo in een diepe slaap viel, lag ik wakker en staarde naar zijn rug, mijn hart gevuld met verdriet en pure eenzaamheid. Ik vroeg me af of ik niet aantrekkelijk genoeg was? Of ik niet verleidelijk genoeg was? Ik keek in de spiegel en zag een jonge, mooie vrouw, maar diep van binnen voelde ik me waardeloos. Ik begon aan mezelf en mijn waarde te twijfelen. Ik werd onzeker, voelde me minderwaardig en durfde hem geleidelijk niet meer in de ogen te kijken.
Ik twijfelde niet alleen aan mezelf, maar ook aan hem. Had hij iemand anders? Was hij verveeld geraakt door mij? Maar toen schoof ik die gedachten opzij. Ricardo verliet nooit het huis, hield nooit stiekem zijn telefoon vast. Hij was er altijd voor me, maakte altijd tijd voor me. Maar als hij niemand anders had, waarom vermeed hij me dan? Verwarring en twijfel namen toe, als een demon die stilletjes mijn ziel kwelde.
Elke keer dat ik probeerde eerlijk met hem te praten, vermeed hij me. « Twijfel niet te lang, we hebben ons hele leven samen. » Zijn woorden waren vriendelijk, maar ze konden de pijn in mijn hart niet verzachten. Ik had het gevoel dat ik in een toneelstuk leefde, een toneelstuk waarvan ik het script niet kende en waarvan ik het einde niet kende. Ons huwelijk was in de ogen van anderen perfect, maar in mijn ogen was het een gevangenis, een gevangenis van stilte en bedrog.
Op een avond, toen mijn wanhoop en desoriëntatie hun hoogtepunt bereikten, nam ik een riskante beslissing. Ik installeerde stiekem een verborgen camera in mijn slaapkamer, een die ik al lang geleden had aangevraagd maar nooit had durven gebruiken. Ik schaamde me, vreselijk dat ik zoiets moest doen. Maar ik wist dat het de enige manier was om antwoorden te krijgen. Ik wilde niet langer in onzekerheid leven.