De vreemdeling aan de deur
Die avond regende het harder dan in jaren. Gordijnen van water vertroebelden de straatlantaarns en de donder rolde als woedende trommels over het stadje.
In een bescheiden houten huis aan Maple Lane zat Hannah Collins aan haar keukentafel een scheur in het schooluniform van haar zoon te naaien.
Haar vier kinderen – Ava, Jacob, Lily en Ben – zaten rond een kaars en maakten hun huiswerk af onder de trillende gloed.
Het was twee jaar geleden dat haar man Matthew omkwam bij een bouwongeval, waardoor ze een hypotheek achterliet die ze nauwelijks kon betalen.
Het huis was oud, maar het was alles wat ze hadden.
Toen klonk er plotseling een klop door de storm. Hannah verstijfde. Weinig mensen gingen op zulke avonden de deur uit.
Er volgde een tweede klop, dit keer luider, vermengd met het geluid van wind en regen.
‘Blijf hier,’ zei ze tegen haar kinderen, terwijl ze de kaars pakte en naar de deur liep.
Toen ze opendeed, zag ze een oude man , van top tot teen doorweekt. Zijn jas kleefde aan zijn lichaam en het water druppelde van de rand van zijn hoed. Zijn stem trilde.
« Sorry dat ik u stoor, mevrouw. Ik heb gewoon een plek nodig om te verblijven totdat de regen afneemt. »
Hannah aarzelde, maar iets in zijn ogen – moe, maar toch vriendelijk – deed haar opzij stappen.
« Kom binnen, » zei ze zachtjes.
De man liep langzaam naar binnen, leunend op zijn wandelstok. Hannah hielp hem naar het kleine vuur en gaf hem een handdoek.
« Je kunt hier vannacht uitrusten, » zei ze. « De bank is niet geweldig, maar hij is wel warm. »
Hij glimlachte flauwtjes. « Jij bent de eerste die vanavond de deur voor me opendoet. »
Terwijl hij thee dronk en een sneetje brood at, vroeg hij naar haar man, haar kinderen en hoe lang ze daar al woonde.
Hoewel voorzichtig, merkte Hannah dat ze antwoordde. Hij luisterde zachtjes, bijna alsof hij haar problemen al kende.
Toen de storm begon te luwen, stond de man op.
« Je bent lief, Hannah, » zei hij zachtjes. « Die vriendelijkheid kan je familie misschien ooit redden. »
Ze glimlachte vermoeid. « Ik heb alleen gedaan wat iedereen zou doen. »
« Niet iedereen zou dat doen, » zei hij met een serieuze toon.
Die avond, nadat iedereen naar bed was gegaan, ging Hannah nog een keer bij hem kijken.
Hij lag vredig te slapen op de bank, met zijn wandelstok bij het vuur.
Ze wist toen nog niet dat deze vreemdeling de volgende ochtend een verzoek zou doen dat zo vreemd — zo onmogelijk — was dat het alles zou veranderen.