De middaghitte drukte op ons kleine dorpje en veranderde de zandweg in een droog, knisperend stof. Ik, Hanh, hurkte in de tuin achter onze hut en verzamelde droge takjes voor een vuur. Mijn handen waren ruw en verbrand van jarenlang werk.
Mijn tienjarige zoon, Minh, stond in de deuropening en keek me aan. Hij had de ogen van zijn vader – nieuwsgierig, diep en vol vragen die ik niet kon beantwoorden.
« Mam, » vroeg hij zachtjes, « waarom heb ik geen vader zoals andere kinderen? »
De vraag sneed als een mes door me heen. Ik had tien jaar op dit moment gewacht, en uitleg geoefend die nooit klopte. Ik forceerde een glimlach en zei: « Kom me helpen deze takken te verzamelen. »