« Wat een lef heeft ze… geeft ze echt toe? » – het gefluister dat het meisje met één hand fluistert wanneer ze hun huwelijk ingaan.
Ongewenst en afgewezen door haar adoptiefamilie, stond Sofia Rosso alleen aan de rand van de grote hal, een eenmalige smeekbede als een reddingslijn vasthoudend. Gelach, jazzmuziek en het geklingel van shampooglazen echoden om haar heen in het schijnwerperlicht, maar slechts één ober, zonder luidspreker, gebaarde naar een afgelegen tafeltje onder een verwelkte palmboom – een lege hoek, speciaal voor haar gereserveerd.
Na het verlies van haar echte ouders geadopteerd te zijn door de familie Rosso, had Sofia al lang begrepen dat wat zij liefde noemden, slechts liefdadigheid in een mantelpakje was. Op de weelderige bruiloft van jullie familie was Gabriella geen gast, maar slechts een decoratie, een symbool van de bewezen vrijgevigheid van de familie.
Terwijl ze over de marmeren vloer liep, werden de gemompel steeds duidelijker.
« Wat een lef… hoe durft ze te komen? »
Sofia hief haar kin op en staarde gefixeerd naar het glimmende ijssculptuur in het midden van de kamer. Geen enkele traan. Niet hier, niet voor hen.
Ze kon onopgemerkt wegglippen, verdwijnen uit de dreigende blikken en het gefluister, totdat plotseling de hele kamer stil werd.
Aan de andere kant stond Marco Bianchi, een stille weduwnaar, zijn stropdas recht te trekken. Hij was niet gekomen om zich om te kleden, maar gewoon omdat het kon. Maar toen hij Sofia zag – haar eenzaamheid straalde als een stille storm – roerde er iets in hem.
Hij liep kalm op haar af en bleef bij haar tafel staan. « Mag ik erbij zijn? » vroeg hij zachtjes.