De man opende zijn ogen zwakjes. « Ik… ik ben gevallen. »
‘Drink wat water,’ zei Ethan, terwijl hij voorzichtig zijn hoofd optilde.
Hij hoestte, maar wist toch een paar slokjes te nemen. « Dank jullie wel, jongens. Mijn naam is meneer Turner, en ik vrees dat ik er een behoorlijke puinhoop van heb gemaakt. »
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Mason.
“Ik voelde me duizelig… en het volgende moment lag ik op de grond.”
Toen ze een ambulance probeerden te bellen, raakte hij in paniek. « Nee. Ik moet gewoon naar huis. »
‘We laten jullie niet in de steek,’ zei Mason vastberaden.
Met de jongens aan zijn zijde leidde meneer Turner hen over een smal zandpad naar zijn huis. Toen ze er aankwamen, bleven beide jongens staan.
De caravan was stokoud: roest vrat door de zijkanten heen, de ramen waren met karton gerepareerd en de constructie stond scheef, alsof hij elk moment kon instorten.
‘Woon je hier?’ fluisterde Mason.
Meneer Turner knikte beschaamd. Hij probeerde hen te betalen met één enkele appel – alles wat hij had.
‘Daar hebben we je niet mee geholpen,’ zei Ethan zachtjes.
De volgende dag kwamen de jongens terug met boodschappentassen vol met alles wat ze met hun spaargeld konden kopen: eten, conserven en materialen om zijn ramen te repareren. Meneer Turner stond bijna op het punt te huilen.
Vanaf dat moment kwamen ze twee keer per week langs. Wat begon als liefdadigheid, groeide uit tot iets diepers. Meneer Turner werd familie.
Op warme middagen zaten ze buiten terwijl hij zijn wijsheid met hen deelde.
‘Weet je wat iemand tot een groot man maakt?’ vroeg hij eens.
‘Wat?’ antwoordde Mason.
« Een groot man doet het juiste, ook als niemand kijkt. »
Ethan slikte. « We willen gewoon mensen helpen. Daarom willen we leraar worden. »
‘Leraren,’ glimlachte meneer Turner. ‘De wereld heeft meer van jullie nodig.’
Maanden gingen voorbij. Toen, op een lentemiddag, veranderde alles.
‘Meneer Turner?’ riep Ethan bij de deur van de caravan.
Stilte.
De deur kraakte open. De trailer was leeg.
Ze doorzochten de bossen, belden ziekenhuizen, smeekten de politie. Niets. Weken gingen voorbij. De zaak werd gesloten.
Het leven ging verder. Ze studeerden af, werden achttien en droomden nog steeds van een universiteit die ze zich niet konden veroorloven.
Op een ochtend kreeg Ethan een telefoontje.
“Mijn naam is Jonathan Reed. Ik ben de advocaat van uw vriend, meneer Turner. Komt u alstublieft naar mijn kantoor.”
Mason kreeg hetzelfde telefoontje.