Toen mijn vijfjarige dochter een zwangerschapscadeau van mijn schoonmoeder kreeg, begon ze plotseling te gillen en gooide het weg, terwijl ze me dringend sommeerde de politie te bellen. Haar paniek schokte me enorm. Toen agenten het cadeau later onderzochten, ontdekten ze een verontrustende waarheid – een die wees naar iemand die ik nooit had verdacht.
Mijn schoonmoeder kwam met het cadeau aan terwijl ik de was aan het opvouwen was in de woonkamer. Ik was zeven maanden zwanger, uitgeput en deed mijn best om een rustige routine te behouden voor mijn dochter, Emma.
Het cadeautje was ingepakt in zacht geel papier en afgewerkt met een satijnen lint.
« Het is maar een klein cadeautje voor de baby, » zei mijn schoonmoeder, Carol, met een ietwat te brede glimlach. Ze ging niet naar binnen, maar gaf me de doos en vertrok vrijwel meteen. Dat alleen al voelde vreemd.
Emma zat aan tafel te kleuren. Op het moment dat ze de doos zag, verstijfde ze volledig. Haar kleurpotlood gleed uit haar vingers.
‘Nee,’ fluisterde ze.
Ik grinnikte en probeerde haar gerust te stellen. « Schatje, het is voor je kleine broertje. »
Maar Emma stond op, liep er rechtstreeks naartoe en gooide de doos zonder een woord te zeggen in de prullenbak. Ze sloeg het deksel met een ruk dicht.
‘Emma!’ riep ik verbijsterd uit.
Ze keek me aan, haar ogen wijd opengesperd, haar stem trillend.
‘Niet openmaken, mam. Bel de politie. Nu meteen.’
De angst in haar stem deed me een knoop in mijn maag steken. Emma was niet iemand die snel in paniek raakte – ze was voorzichtig, bedachtzaam, het soort kind dat zachtjes sprak en vermeed de aandacht op zichzelf te vestigen.
‘Waarom?’ vroeg ik, terwijl ik probeerde kalm te blijven.
‘Het ruikt niet goed,’ fluisterde ze. ‘En het maakt lawaai.’
Ik tilde het deksel van de vuilnisbak een klein beetje op en hoorde het. Een zacht, onregelmatig gezoem. Niet hard. Niet constant. Net genoeg om me kippenvel te bezorgen.
Ik stelde haar geen vragen. Ik deinsde achteruit en belde 112.
Binnen enkele minuten arriveerde de politie en sommeerde ons naar buiten te gaan. Een agent, met handschoenen aan, haalde de doos voorzichtig uit het pakkje en stopte het in een beschermende zak. Een andere agent vroeg waar het vandaan kwam.
Toen ik uitlegde dat het een cadeau van mijn schoonmoeder was, veranderde zijn gezichtsuitdrukking – een beetje, maar wel merkbaar.
Ze hebben de explosievenopruimingsdienst ingeschakeld.
Het hele huizenblok was afgesloten terwijl buurtbewoners zich verzamelden en in stilte toekeken. Emma zat achterin een politieauto, in een deken gewikkeld, en hield zwijgend mijn hand vast.
Ongeveer een half uur later kwam een agent langzaam op me afgelopen.
‘Mevrouw,’ zei hij zachtjes, ‘uw dochter heeft precies het juiste gedaan.’