Hij had me verlaten, ons huwelijk kapotgemaakt en zijn reputatie opgeofferd voor een vrouw die zwanger was van een ander.
Ik draaide me om en liep weg voordat hij me zag. De lucht buiten was koud en scherp. In de auto trilden mijn handen, niet van triomf, maar van een leeg gevoel. Ik had gedroomd van wraak, maar nu voelde het zinloos. Hem zien instorten door zijn eigen keuzes was genoeg.
Die avond kwam Caleb gebroken thuis. Zijn shirt was verkreukeld, zijn ogen rood. ‘Ik wist het niet,’ zei hij, zijn stem trillend. ‘Je moet me geloven.’
Hij smeekte om een tweede kans, om vergeving, om een kans om te herstellen wat er nog over was. Maar er was niets meer te herstellen. Welke liefde we ook hadden, die was al lang verdwenen voordat Mara verscheen. Alles wat overbleef was een vreemde in mijn woonkamer.
Toen hij die avond weer vertrok, begon ik mijn spullen te pakken. Tegen zonsopgang was ik weg. Ik verhuisde naar een klein appartement in Portland, vlakbij mijn kantoor. Ik veranderde mijn telefoonnummer, diende een scheidingsaanvraag in en begon met therapie. Dagen werden weken. Langzaam begon de gevoelloosheid weg te ebben.
Twee maanden later werd er op mijn deur geklopt.
Het was Caleb. Hij zag er magerder en ouder uit, alsof de maanden hem jaren ouder hadden gemaakt. In zijn armen hield hij een klein bundeltje, gewikkeld in een blauwe deken.
‘Ik moet praten,’ zei hij zachtjes.
Ik aarzelde even en stapte toen opzij.
Hij vertelde me dat Mara bevallen was van een jongetje. Aaron, de biologische vader, was spoorloos verdwenen en Mara was op een avond zonder een woord te zeggen vertrokken. Caleb had de baby huilend alleen in haar appartement gevonden, met een briefje waarop simpelweg stond: « Zorg alsjeblieft goed voor hem. »