Tijdens de begrafenis van mijn vader boog mijn man zich naar me toe en fluisterde: « Je bent hier niet nodig. » Ik glimlachte alleen maar. Ik had geen idee van de geheime erfenis die mijn vader me had nagelaten. Toen de rouwauto’s zich voor de kerk begonnen op te stellen, werd hij bleek. « Wie zijn die mannen? » fluisterde hij. Ik boog me naar hem toe en antwoordde: « Ze werken voor mij. » Op dat moment wist ik dat alles op het punt stond te veranderen… en dat mijn leven pas begon.
De hemel boven Barcelona was bedekt met donkere wolken op de dag van de begrafenis van mijn vader, Richard Hall. Hij was een Brit die zijn leven – en zijn fortuin – in Spanje had opgebouwd. De kerk van Santa Maria del Mar weerklonk van het gedempte gemurmel van de rouwenden, maar ik hoorde alleen de echo van mijn eigen voetstappen toen ik achter de kist liep. Het was een moeilijk moment, en toch koos mijn man, Tomás Llorente, ervoor om het nog pijnlijker te maken.
Toen ik op de eerste rij ging zitten, boog hij zich naar me toe en gebruikte die neerbuigende toon die hij als wapen had leren hanteren.
‘Je bent hier niet nodig,’ mompelde hij.
Ik wierp hem een blik toe. Zijn ogen fonkelden van ongeduld, alsof hij snel verder wilde, alsof de dood van mijn vader slechts een onderbreking van zijn planning was. Ik antwoordde niet. Ik glimlachte alleen. Want hij wist niets, absoluut niets, van wat ik op het punt stond te ontdekken.
De begrafenis verliep plechtig. Toespraken, witte bloemen, sombere blikken. Ik bleef zwijgend, met de kracht van iemand die uit een lange slaap ontwaakt was. Tomás daarentegen leek geïrriteerd door mijn afstandelijke gedrag; hij was gewend dat ik vragen stelde, twijfelde en gehoorzaamde.
Toen we de kerk verlieten, draaide hij zich naar me om nog iets te zeggen, maar zijn stem stokte abrupt. Voor het gebouw stonden drie zwarte limousines keurig op een rij, glimmend tegen de grijze lucht.
Tomás werd bleek.
‘Wie zijn die mannen?’ fluisterde hij.
De mannen stapten uit de voertuigen: donkere pakken, professionele houding, elk met perfect gecoördineerde bewegingen. Het waren geen gewone lijfwachten of ingehuurde chauffeurs. Het waren mensen die alleen werken voor degenen die de macht hebben om hun stilte en loyaliteit af te kopen.
Ik liep naar hem toe en legde een hand op zijn arm, alsof we een intiem geheim deelden.
‘Ze werken voor mij,’ antwoordde ik kalm.
Tomás deinsde een beetje achteruit, verward, bijna bang.
Ik liep naar het eerste voertuig. De leider van de groep, een lange man met een scherpe blik, opende de deur voor me en boog respectvol zijn hoofd.
‘Mevrouw Hall, wij staan tot uw dienst,’ zei hij.