De stille eetgelegenheid
Het restaurant rook naar gebakken eieren en sterke koffie. Een vrachtwagenchauffeur zat zwijgend boven zijn mok, terwijl een gezin in het aangrenzende zitje hamburgers deelde.
In de hoek zat een oude man, dun en gebogen, zijn jasje gerafeld. Een veteraan van de Koreaanse Oorlog, die zwarte koffie nipte met beide handen stevig op tafel.
De luide entree
De deur sloeg open en liet een vlaag koude lucht binnen. Een motorrijder stampte naar binnen, zware laarzen sloegen op de vloer. Zijn blik gleed door de kamer tot hij op de oude man viel.
« Ben je er weer, fossiel? » sneerde hij. Het gebabbel verstomde onmiddellijk, de vorken hingen in de lucht.
« Dit is mijn plek, oude man. Ga weg voordat ik je eruit gooi. »
De veteraan sloeg zijn ogen op, zijn stem kalm maar vermoeid. « Jongen, ik heb ergere dingen meegemaakt dan jij. Als je deze stoel zo graag wilt, dan is hij van jou. »
De vernedering

Een klap klonk op zijn wang. Zijn pet viel op de grond en de koffie morste over de tafel. De serveerster hapte naar adem en een moeder bedekte de ogen van haar kind.
De motorrijder lachte zachtjes. « Had moeten wegblijven, soldaat. »
Niemand bewoog.
De veteraan boog zich voorover, pakte zijn pet, veegde hem af met zijn mouw en boog zich toen naar de serveerster. « Bel alstublieft. Ik moet mijn zoon bellen. »