Edward vouwde zijn handen samen.
‘Omdat je vader ze al jaren onderzocht. En niet uit jaloezie, of om de controle te behouden… maar omdat hij ontdekte dat je ex-man jouw naam had gebruikt om verschillende leningen aan te vragen. Misdaden die je hadden kunnen ruïneren. Je vader probeerde je te waarschuwen, maar jij… jij nam zijn telefoontjes nooit op.’
Ik herinnerde me die telefoontjes: genegeerd in momenten van uitputting, afstand, oude pijn.
‘Hij wilde me beschermen,’ fluisterde ik.
‘Meer dan je je kunt voorstellen.’ En er is nog iets wat je moet weten: je erft niet zomaar zijn aandeel. Je vader heeft je gedetailleerde instructies gegeven om bij het bedrijf betrokken te raken. Je bent nu de meerderheidsaandeelhouder.
Mijn hoofd tolde. Ik, een schoonmaakster, was nu eigenaar van een miljoenenbedrijf.
‘Waarom ik?’ vroeg ik.
Edward glimlachte teder.
“Omdat hij wist dat jij, in tegenstelling tot de anderen, nooit iemand kwaad zou doen voor geld.”
Zijn woorden raakten me diep.
Ik ging terug naar het Windsor Palace Hotel om de rekening te betalen. Maar toen ik dat probeerde, hield de manager me tegen.
“Mevrouw Mark… u bent niets meer schuldig. Uw vader heeft een rekening afbetaald die jaren geleden voor u was geopend. Die was bedoeld voor de momenten dat het leven u het moeilijkst zou treffen.”
Ik voelde een brok in mijn keel.
Die avond, op weg naar huis, kreeg ik een berichtje van Lucas: « Mam, kun je langskomen? We hebben geld nodig voor een reservering. »
Voor het eerst in mijn leven nam ik niet meteen op.
Ik stond voor mijn deur, haalde diep adem en draaide een nieuw nummer: dat van een advocaat.
Ik moest een bedrijf terugvorderen.
Een leven om opnieuw op te bouwen.
En een erfenis die ik niet voor hen, maar voor mezelf zou gebruiken.