Mijn moeder werd uiteindelijk bleek. Zelfs toen mompelde ze nog: « Ze had beter moeten weten. »
Dat was het moment waarop er iets in mij volledig brak.
De politie doorzocht Daniels appartement, maar hij was al vertrokken. Buren vertelden dat hij weken eerder vrij had genomen. Een collega deelde iets huiveringwekkends: Daniel sprak vaak over « kinderen redden uit wrede gezinnen ».
Dat bracht rechercheurs op het spoor van zijn verleden: hij was door zijn moeder en tante misbruikt onder het mom van « karaktervorming ». De overeenkomsten maakten me misselijk.
« Hij gelooft misschien niet dat hij kwaad doet, » zei rechercheur Hayes voorzichtig, « maar hij denkt dat hij kinderen redt. Dát maakt hem gevaarlijk. »
Elk uur leek eindeloos te duren.
Op de vierde dag was de zoektocht uitgebreid naar de hele staat. Ik sliep nauwelijks. Ik functioneerde nauwelijks. Ik kon het niet verdragen om in de buurt van mijn familie te zijn. Ik zei tegen de politie dat ze hen desnoods moesten arresteren.
Die avond, terwijl ik onderuitgezakt in een harde plastic stoel op het bureau zat, liep de hoofdinspecteur naar me toe.
“We hebben een ontwikkeling.”
Mijn lichaam verstijfde.
« Een getuige zag vanochtend vroeg een meisje dat aan Emily’s beschrijving voldeed in een buurtwinkel in Monroe. Ze leek ongedeerd. De man kocht eten en liet haar een drankje uitkiezen. Geen tekenen van geweld. »
“Waar zijn ze nu?”
“Dat weten we niet. Maar we hebben een vakantiehuisje gevonden dat Daniel onder een andere naam verhuurde. De appartementen zijn onderweg.”
Ik volgde de rij politieauto’s naar de hut, mijn hart bonkte zo hard dat ik het gevoel had dat ik geen adem meer kon halen. Toen de agenten het terrein bestormden, bereidde ik me voor op geschreeuw, geweld – iets afschuwelijks.
Maar de hut was leeg.
Er waren geen tekenen van een worsteling. Geen spoor van Emily.
Een kleine slaapkamer, maar met een perfect opgemaakt bed.
En op het kussen lag een opgevouwen briefje, geschreven in het handschrift van mijn dochter.
“Mam, het gaat goed met me. Daniel zegt dat hij me naar een veilige plek brengt. Ik heb hem verteld dat je me niet in de steek hebt gelaten. Ik heb hem verteld dat je van me houdt. Hij zei dat hij tijd nodig heeft om na te denken. Ik mis je.”
—Emily
Ik drukte het briefje tegen mijn borst.
Daaronder lag nog een brief, deze keer van Daniël.
“Ik dacht dat ik haar hielp. Ik had het mis. Ik zal haar terugbrengen. Schakel de politie alstublieft niet verder in.”
Maar de zoektocht hield niet op. Ik kon er niet op vertrouwen of zijn woorden oprecht waren, of slechts een afleidingsmanoeuvre.
Het voelde alsof alles in me uiteenspatte.