Toen nam ik mijn halfvolle glas wijn, hield het omhoog om te proosten, en voordat iemand met zijn ogen kon knipperen, goot ik het over zijn hoofd.
Het hele restaurant werd stil.
Mark sprong sputterend op, rode wijn droop uit zijn haar en shirt. Margaret hapte naar adem, ogen wijd open van ongeloof.
« Emily! Wat in hemelsnaam…’
« Oh, maak je geen zorgen, » onderbrak ik met een vaste stem. « Het is maar wijn, weet je nog? Het is niet nodig om overdreven te reageren. »
Een paar mensen in de buurt klapten zachtjes. Anderen verborgen hun lach achter hun handen.
Ik zette het lege glas op tafel, keek mijn man recht aan en zei: « Je hebt me voor de laatste keer vernederd. »
Toen draaide ik me om en liep met opgeheven hoofd dat restaurant uit.
Die avond checkte ik in bij een hotel. Voor het eerst in jaren sliep ik vredig – geen geschreeuw, geen spot, niet op eieren lopen.

De volgende ochtend belde ik mijn advocaat.
Mark en ik waren zeven jaar getrouwd. Zeven jaar waarin ik mijn carrièregroei, mijn zelfvertrouwen en zelfs mijn gezondheid heb opgeofferd om de vrede te bewaren. Zijn moeder had me altijd als een bediende behandeld en Mark had me nooit verdedigd.
Maar nu? Ik was klaar.
Toen Mark de volgende avond thuiskwam, met rode ogen en woedend, was ik mijn koffer aan het inpakken.
« Je hebt me in verlegenheid gebracht in het bijzijn van iedereen! » schreeuwde hij. « Je hebt me voor gek gezet! »
Ik ritste mijn koffer rustig dicht. ‘Dat heb je zelf gedaan, Mark. Ik heb net de gunst teruggegeven. »
Hij lachte bitter. « Denk je dat iemand je serieus zal nemen na die kleine stunt? »
Ik keek hem recht in de ogen. « Eigenlijk wel. Want voor één keer kwam ik voor mezelf op. »
Dat had hij niet verwacht. Zijn woede haperde.
‘Emily, kom op,’ zei hij even later. « Je weet hoe mama wordt. Je moet haar grappen niet zo serieus nemen. »
‘Grappen laten geen littekens achter,’ zei ik zachtjes. « Wreedheid doet. »