Mijn man kookte die avond het avondeten – iets wat zelden voorkwam, en om de een of andere reden maakte dat me al nerveus.
Ethan bewoog zich door de keuken alsof hij een optreden gaf voor een publiek. Hij neuriede zachtjes, veegde de aanrechtbladen veel vaker af dan nodig en dekte de tafel met de ‘nette’ borden die we normaal voor gasten bewaarden. Hij schonk mijn zoontje Caleb zelfs een glas appelsap in met een grijns die zijn ogen niet helemaal bereikte.
‘Papa probeert deftig over te komen,’ grinnikte Caleb.
Ik glimlachte terug, maar er ging een stille alarmbel in me af. Al wekenlang was Ethans gedrag op een manier veranderd die ik niet kon benoemen: het ene moment overdreven beleefd, het volgende moment vreemd afstandelijk, constant op zijn telefoon kijkend alsof hij op een geheim signaal wachtte.
We gingen aan tafel voor het avondeten. Kip met rijst – simpel, troostend, vertrouwd.
Halverwege voelde mijn tong dik aan. Mijn ledematen zwaar. Mijn geest wazig.
Caleb wreef in zijn ogen. « Mam… ik ben zo slaperig. »
De contouren van de kamer vervaagden. Mijn knieën knikten toen ik probeerde op te staan. Ik zakte in elkaar op het vloerkleed in de woonkamer. Een moment later zakte Calebs kleine lichaam naast me neer.
Paniek overviel me, maar mijn instinct sneed door de mist heen.
Ik liet mezelf helemaal slap worden.
Volledig slap.
Maar ik verloor mijn bewustzijn niet.
Ik kon het nog steeds horen.
Ethans stoel schoof naar achteren. Zijn voetstappen naderden, langzaam en bedachtzaam. Hij stootte met zijn schoen tegen mijn schouder.
Testen.
‘Perfect,’ fluisterde hij.
Perfect voor wat?
Hij pakte zijn telefoon, liep een paar meter weg en sprak toen met een lage, opgewonden stem – een stem die hij nog nooit eerder tegen mij had gebruikt.
‘Ze zijn op,’ zei Ethan. ‘Het spul werkte snel. We hebben de hele nacht de tijd.’
Een vrouwenstem antwoordde. Licht. Bekend. Té bekend.
‘Goed,’ zei ze. ‘Ik kom nu binnen. We hebben niet veel tijd.’
De voordeur ging open.
Hoge hakken tikten over de vloer.
Mijn bloed stolde.
Zijn minnares.
In mijn huis.
Ze stapt over mijn bewusteloze lichaam heen.
‘Is dat duidelijk?’ fluisterde ze.
‘Absoluut,’ zei Ethan. ‘Ze zullen slaperig en verward wakker worden. Tegen die tijd zijn we al in een ander land.’
Nog een land?
Mijn hart bonkte in mijn oren.
Daarna gingen ze razendsnel te werk – als twee professionals die een overval aan het oefenen waren. Ethan opende lades, leegde mijn sieradendoos, greep mijn laptop, dossiers, enveloppen met contant geld, alles wat waardevol was. De vrouw propte spullen in koffers die ze had meegenomen.
‘Paspoort?’, vroeg ze.