Herpa was altijd al een van die mannen die men als onverwoestbaar beschouwde.
Advertentie
In zakenbladen werd hij « de koning van de omwentelingen » genoemd. Op congressen kreeg hij een staande ovatie. Op foto’s poseerde hij voor luxe auto’s en villa’s met perfecte tuinen.
Van buitenaf leek zijn leven een toonbeeld van succes: maatpakken, peperdure horloges, eersteklas reizen.
Maar niemand zag wat er gebeurde toen zijn slaapkamerdeur dichtging, toen de stilte hem dwong de enige afwezigheid onder ogen te zien die hij niet kon kopen.
Advertentie
Deze afwezigheid had een naam: **Lorenzo**.
Zijn enige zoon. Zijn kleine speelkameraadje. Een jaar eerder overleden.
Er was geen dreiging geweest, geen telefoontje, geen brief. Op een middag speelde hij in de tuin, vlakbij de rode schommel. En toen… niets meer. Alsof de aarde hem had opgeslokt.
Aanvankelijk had Herpa de wereld op zijn kop gezet: privédetectives, een enorme beloning, televisieoptredens, ontmoetingen met de politie.
De tijd verstreek. De schijnwerpers doofden, de camera’s begonnen weer te draaien en de stemmen werden moe van het steeds maar herhalen van hetzelfde:
« We hebben onderzoek gedaan, maar er zijn geen nieuwe aanknopingspunten. »
Hij was de enige die bleef zoeken.
Die ochtend trok hij, net als zovelen anderen, hetzelfde verkreukelde pak aan, dat ooit naar dure parfum rook en nu alleen nog maar naar slapeloze nachten.
De achterbank van de auto was bedekt met posters: een foto van Lorenzo lachend, met zijn grote, heldere ogen, en daaronder een halfgescheurd briefje:
« VERMIST. ALLE INFORMATIE, BEL… ».
Met trillende handen startte hij de motor en verliet hij de prachtige buurten die hij door en door kende.
Deze keer besloot hij naar plekken te gaan waar hij bijna nooit kwam: buurten waar de stoep hobbelig was, de muren afbladderden en de huizen er bijna door een wonder nog stonden.
Daar keek niemand hem aan als een miljonair. Niemand wist van zijn bedrijven of zijn covers voor tijdschriften. Daar was hij gewoon een man met rode ogen die posters ophing, een vader die verteerd werd door armoede.
Hij stopte bij een roestige paal en haalde diep adem voordat hij er een nieuw vel papier op plakte.
Het plakband kleefde aan zijn vingers, het papier was verfrommeld. Hij probeerde de foto glad te strijken met een tederheid waarvan hij niet meer wist dat hij die bezat. Terwijl hij met zijn vingertoppen over het gezicht van zijn zoon streek, mompelde hij bijna onhoorbaar:
— Iemand moet je gezien hebben, mijn zoon… iemand…
De warme wind joeg stof en herinneringen op. De wereld bleef draaien alsof de pijn van deze man niet bestond.
Herpa voelde zich belachelijk, klein, absurd met zijn stapel papieren onder zijn arm. Hij stond op het punt de volgende post te passeren toen er achter hem een klein stemmetje klonk:
— Meneer… dit kind woont bij mij.