Ze knielde naast hem neer. « Noah, » zei ze zachtjes. « Ik ben het. Ik ben je mama. »
Hij keek naar het kleine zilveren vliegtuigje om zijn nek. « Jij hebt het me gegeven, toch? »
Ze knikte, met tranen in haar ogen. « Ja, mijn liefste. Ik ben nooit gestopt met naar je te zoeken. »
Er verstreek een lange tijd zonder een woord. Toen, langzaam, stak Noah zijn hand uit en raakte haar hand aan.
Haar hand was klein en trilde, maar het was genoeg.
Later die avond kwam Ethan de kamer binnen met een merkwaardige verlegenheid. « Mam vertelde me dat je mijn broer bent, » zei hij. « Wil je spelen? »
Noah aarzelde even en glimlachte toen – een kleine, onzekere glimlach die Laurens hart zowel pijn deed als heelde.
De weken verstreken. Lauren wijdde zich aan therapiesessies, juridische procedures en hielp Noah zich aan te passen aan zijn nieuwe leven. Ze richtte ook een vereniging op voor vermiste en dakloze kinderen, die ze de naam **The Mark of the Angel Foundation** gaf – als eerbetoon aan Noahs moedervlek.
Op een avond, terwijl hij de twee jongens in bed stopte, fluisterde Noah: « Mam… ik dacht dat niemand me ooit zou vinden. »
Lauren streek door zijn haar en kuste hem op zijn voorhoofd.
« Ik ben nooit gestopt met proberen, » zei ze. « En dat zal ik ook nooit meer doen. »
Buiten was de regen gestopt.
Binnen was, voor het eerst in vijf jaar, een huis weer compleet.