“Meende je dat serieus?” vroeg ik.
Hij stotterde. « Het was maar zeker. Je weet hoe jongens zijn… »
‘Nee,’ onderrem ik hem. « Waag het niet. Je hebt me later gedacht dat het je iets kon overschrijden. Je hebt de brieven van mijn vader weggegooid. Je hebt een kans gestolen die ik nooit meer terugkrijg. »
Ik heb mijn stapel al ingelicht – hij heeft mij ingelicht en hem in een hoepel gestopt die al behandeld is. Ik het op de grond.
“Voeg dat maar toe aan je verzameling leugens,” zei ik en liep weg.
En dan weten we het later, we weten nog niet wat we gaan zeggen, we zullen kijken of we een kopie van mijn testament hebben. De woorden van de advocaat verbijsterden den me: « Hier is hij, en hij is een jaar later, Jenna. Het is begonnen. »
Gary werd helemaal niet genoemd.
Dus ik kwam terug – met een ontruimingsbevel. Hij deed deur open, bleek en zwijgen. Ik keek hem in de ogen.
« Dit huis is niet van jou. Dat is het nooit geweest. »
Hij maakt geen bezwaar. Hij bewaart zijn spullen en verplaatst. Terwijl ik hem verliet, vielen de laatste van de jaren van mijn schouders.
Ik weet dat mijn moeder kapot zou zijn van de waarheid. Maar ik weet ook dat ze trots zouden zijn. Trots dat ik mijn stem heb gevonden, trots dat ik heb teruggewonnen wat van mij was – niet alleen mijn thuis, maar ook mijn eigenwaarde, mijn geschiedenis en mijn toekomst.