Marie haalde diep adem. Toen verdween haar timide, angstige uitdrukking. Haar gezicht verhardde, haar ogen werden scherper en haar hele houding veranderde.
« Oké, » zei ze met een kalme, koude stem. « Genoeg gedaan alsof. »
Haar echte naam was Anna. Ze was 30 jaar oud, niet 16. Door een zeldzame medische aandoening ontwikkelde haar lichaam zich nooit verder dan dat van een tiener: slank gebouwd, kinderlijke trekken en een dunne, hoge stem.
Ze had zich jarenlang schuilgehouden voor de politie en zwierf van stad naar stad. Haar strafblad omvatte overvallen, fraude en juwelendiefstal.
Er werden vingerafdrukken gevonden op kluizen, deurknoppen en misdaadlocaties in het hele land, maar elke keer wist ze te ontsnappen. Niemand heeft ooit het « schoolmeisje » in de menigte verdacht.
Anna had zich onder valse namen ingeschreven op scholen, deed zich voor als wees en trok in bij nietsvermoedende gezinnen. Ze veranderde regelmatig van identiteit en leefde onopgemerkt tussen de kinderen.
« Niemand had me herkend, » zei ze met een grijns. « Als je koppige hond er niet was geweest. »
De agent keek mij aandachtig aan.
« Kijk, Anna… mensen laten zich voor de gek houden. Maar mijn partner laat zich nooit voor de gek houden. »