Op een ochtend kwam Thiago zelf de wasruimte binnen, met zo’n serieuze blik dat Beatriz’ maag zich omdraaide.
— **Ik moet met je praten,** zei hij.
De eerste gedachte van Beatriz was paniek. *Hij gaat me ontslaan.*
— **Als het door Samuel komt, beloof ik je dat…**
Thiago onderbrak haar.
— **Dat is niet de reden.**
Hij haalde diep adem, alsof wat hij op het punt stond te zeggen hem pijn deed.
— **Ik wil dat jij en Samuel in het hoofdhuis komen wonen.**
Beatriz knipperde met haar ogen, ervan overtuigd dat ze het verkeerd had verstaan.
— **Meneer… ik begrijp het niet.**
Thiago’s stem bleef kalm.
« Je woont in die kleine, vochtige kamer achterin. Dat is niet goed. Ik heb lege kamers – echte kamers – met licht en ruimte. Ik wil dat je hier bent… dicht bij me. »
Beatriz klemde zich stevig vast aan de strijkplank om te voorkomen dat ze in elkaar zou zakken.
‘Maar waarom?’ fluisterde ze. ‘Waarom zou je dat voor ons doen?’
Thiago liet zijn ogen naar zijn handen zakken.
‘Omdat ik je dichtbij me nodig heb,’ gaf hij toe. ‘Sinds die dag… is er iets in me veranderd. Je zoon keek me aan alsof ik er nog toe deed. En ik…’ zijn stem brak, ‘ik wil niet langer zo alleen zijn.’
Beatriz slikte de brok in haar keel weg.
« Oké, meneer Thiago, » zei ze zachtjes. « We trekken in. We zullen u niet teleurstellen. »
Voor het eerst in maanden glimlachte Thiago – een kleine glimlach, maar wel een oprechte.
—
### De omhelzing die de dam brak
Niet elke dag was even makkelijk. Sommige ochtenden werd Thiago wakker, woedend op zijn eigen lichaam, sloot hij zich op in zijn kamer en weigerde hij iemand te zien.
Beatriz gaf hem de ruimte.
Samuel deed dat echter niet.
Hij bonkte met zijn eigenwijze vuistjes op Thiago’s deur.
— **Oom Thiago… mag ik binnenkomen?**
Thiago gaf geen antwoord, maar Samuel ging toch naar binnen.
Thiago staarde naar het plafond, alsof hij wachtte tot de wereld zou vergaan.
‘Wat wil je, Samuel?’ vroeg hij uitgeput.
Samuel klom zonder enige angst op het bed.
« Mama zegt dat je verdrietig bent, » zei hij. « En ik vind het niet leuk als de mensen van wie ik hou verdrietig zijn. »
Thiago slaakte een diepe zucht. Zijn ogen brandden.
« Het gaat niet goed met me, » gaf hij toe. « En ik weet niet of het ooit beter zal gaan. »
Samuel zweeg, zijn benen bungelden in de lucht.
Toen zei hij iets waardoor Thiago helemaal ontplofte.