Het was iets dieperliggends.
Iets menselijks.
Terwijl ze weer op de scooter klom en haar helm vastmaakte, voelde Molly de tranen – stille, brandende strepen – over haar gezicht lopen.
Eli keek haar met wijd open ogen aan, zonder het te begrijpen.
‘Ik dacht dat hij dood zou gaan,’ mompelde ze. ‘Maar hij was niet dood, en dat zou ze nooit vergeten.’
Noch de kleur van zijn gezicht. Noch het gewicht van zijn borst onder haar handen. Noch dat angstaanjagende moment waarop ze zich afvroeg of Eli helemaal alleen op de wereld zou achterblijven als er iets mis zou gaan.
Maar bovenal zou ze die kalmte nooit vergeten – de kalmte die in de lucht hangt wanneer het leven aan een zijden draadje hangt – en het moment waarop dat draadje het hield.
Het eerste wat Charles Wittman opmerkte toen hij zijn ogen opende, was het steriele wit van een ziekenhuisplafond.
Het tweede was het gevoel van zwaarte op zijn borst en het ritmische piepen van een hartmonitor.
« Meneer Wittman, » zei een arts zachtjes, « u hebt enorm veel geluk gehad. U kreeg een hartstilstand. Zonder de onmiddellijke tussenkomst van een voorbijganger die reanimatie toepaste, zou u hier niet meer zijn. »
Charles knipperde met zijn ogen, zijn geheugen was wazig.
‘Een voorbijganger?’ vroeg hij met een schorre stem. ‘Een jonge vrouw?’
« Ze is tijdens de kritieke fase begonnen met reanimatie en heeft uw toestand stabiel gehouden totdat de ambulance arriveerde. »
Flarden van dat moment kwamen weer bij me terug.
Het koude trottoir.
Het gezoem van stadsgeluiden.
En toen zijn gezicht.
Blond haar.
Lichtblauwe ogen.
Uitgeput door angst, maar stabiel.
« Ik wil haar vinden, » zei hij.
Later die dag bekeek Charles, met de hulp van zijn assistent en het beveiligingsteam, de beelden van de bewakingscamera. De camerahoek was ongunstig, maar zijn gezicht was wel zichtbaar.
In het noodrapport werden ze een naam gegeven.
Molly Hayes.
Twintig jaar oud. Barista in de buurt. Woonde in een klein gedeeld appartement. Zoontje van één jaar oud. Geen auto. Geen bekende kennissen.
Maar ze had zijn leven gered.
De volgende ochtend stuurde Charles een boeket witte tulpen naar zijn café, vergezeld van een handgeschreven kaartje.
Aan juffrouw Hayes.
Woorden schieten me tekort op momenten als deze, maar weet dat ik je mijn leven te danken heb.
Met al mijn dankbaarheid,
Charles Wittman.
Molly las het briefje zwijgend en schoof het vervolgens onder de krat.
Ze zei niets.
Voor haar was het alsof een rijke man handelde uit beleefdheid, en niet uit oprechtheid.