De vader van de winkeleigenaar kwam naar de showroom om een auto te kopen… maar ze wezen hem af omdat ze dachten dat hij arm was… maar toen de waarheid aan het licht kwam, was iedereen geschokt.
Op een heldere decemberochtend zag Polanco er spic en span uit. De zon weerkaatste op de etalages van de boetieks en de motorkappen van de auto’s die als metalen vissen over de Masaryklaan raasden. Te midden van dit glinsterende licht liep een man die niet helemaal in zijn omgeving paste: Don Ceferino Rueda, mager, met een witte baard, een licht gebogen rug en een mank been dat hem al jaren parten speelde. Hij droeg versleten huaraches, een wijd overhemd dat veel te vaak gewassen was en in zijn zak een klein flesje goedkope badzeep met een kunstmatige citroengeur; hij had het gekocht omdat het lang meeging en omdat hij op zijn leeftijd trots liever aan iets anders besteedde.
Het merkwaardige was dat Don Ceferino wel degelijk een connectie met luxe had, alleen wist niemand dat. De achternaam « Rueda » prijkte op billboards door de hele stad: RUEDA MOTORS, het imperium van luxeauto’s dat zakenlieden, kunstenaars en politici voor zich had gewonnen. De officiële oprichter was zijn zoon, Emiliano Rueda, een jonge, onberispelijk geklede man, beroemd om zijn pakken en zijn perfecte glimlach. Maar het hele verhaal kwam niet naar voren in de interviews: de eerste moer, de eerste lening, de eerste slapeloze nacht… Don Ceferino had hem er doorheen geloodst, vanuit een kleine werkplaats in Iztapalapa, toen Emiliano nog een jongen was met vettige handen en ogen vol dromen.
Die dag had Don Ceferino een droom die zowel simpel als groots was: voor het eerst in zijn leven een auto kopen in de showroom van zijn eigen zoon. Niet uit noodzaak, maar uit trots. Hij wilde hem recht in de ogen kijken en zonder woorden zeggen: « Kijk eens hoe ver je bent gekomen… en kijk eens wie je heeft vergezeld, zonder dat de wereld het zag. » Hij liep langzaam naar het glazen gebouw in Santa Fe, waar de showroom op een kathedraal leek. De ingang rook naar dure parfum en airconditioning. Don Ceferino haalde diep adem, streek zijn overhemd recht en zei met een verlegen glimlach tegen zichzelf:
« Je bent nu helemaal volwassen, Ceferino… wat kan er nou misgaan? »
Wat er gebeurde, was dat zodra hij door de draaideur stapte, twee bewakers hem aankeken alsof hij als een verdwaalde hond was binnengelopen. De ene, met een strakke kaak en een groot horloge, nam hem op; de andere, een jongeman, onderdrukte een lachje.
« Waar gaat u heen, baas? » vroeg de bewaker met het horloge, zonder een spier in zijn gezicht te vertrekken.
« Om naar een auto te kijken… ik wil er een kopen, » antwoordde Don Ceferino beleefd.
De bewakers wisselden blikken. De jongeman flapte eruit:
« Luister, meneer… dit is geen groothandel. »
« Ik wil gewoon even met iemand praten, » hield hij geduldig vol.
« Ga je gang dan, » zei de bewaker met het horloge, alsof hij iemand voor de lol binnenliet. « Maar maak geen scène. »
Binnen was het licht nog intenser. De auto’s leken wel slapende dieren: zwart, wit, rood, met stoelen die naar beloftes roken. Don Ceferino voelde een brok in zijn keel. Hij liep naar de balie waar een jonge vrouw met rode lippen en een koptelefoon op een laptop aan het typen was. Op haar naamkaartje stond: Patricia.
‘Goedemorgen, dochter,’ begroette Don Ceferino haar met die oude stem die mensen gebruiken als ze je niet willen storen. ‘Ik wil graag een auto kopen.’
Patricia keek langzaam op, bekeek hem van top tot teen en glimlachte halfslachtig.
‘O, opa, bent u verdwaald?’ zei ze. ‘Dit is Rueda Motors.’
‘Ja, dit is het,’ antwoordde hij. ‘Daarom ben ik gekomen. Ik heb geld meegenomen.’
Patricia grinnikte even en keerde terug naar haar scherm.
‘Kijk, ‘geld meegenomen’ is niet genoeg. Dit is geen winkel op de hoek, weet je? Auto’s kosten hier… veel. Je bent… in de war.’
Don Ceferino voelde een benauwdheid op zijn borst, maar hij wilde niet in discussie gaan.
« Ik wil er echt graag een kopen. Laat me er tenminste een zien. »
Patricia verhief haar stem, waardoor sommige klanten zich omdraaiden:
« Meneer, verspil mijn tijd niet! U bent irritant. Als u aandacht wilt, ga dan… ik weet niet, ergens anders heen. »
Op dat moment kwam een man in een donker pak met strakke wenkbrauwen uit een kantoor tevoorschijn. Gustavo, de manager. Hij kwam als een wervelwind aanstormen.
« Wat is hier aan de hand? » donderde hij.
Patricia knikte.
« Deze meneer staat erop een auto te kopen. »
Gustavo keek Don Ceferino aan zoals je een lastpak aankijkt.
« Luister, wat denk je dat dit is? Een plek om te bedelen? »
« Nee, meneer… ik wil gewoon… » probeerde Don Ceferino uit te leggen, zijn stem trilde lichtjes. « Ik wil een auto zien.
» « Met welk geld? » spotte Gustavo. « Je armoede is zelfs aan je schoenen te zien. »