De jonge vrouw ondervroeg:
« We hebben niets verkeerd gedaan. »
‘Niets mis?’ herhaalde Jorda, zijn stem vastberaden. ‘Ze hebben me voor de gek gehouden omdat ze dachten dat ik hier niet thuishoorde. En toen behandelden ze een klant als vuilnis. Dit is een privéclub. Het is een restaurant. Mijn restaurant.’
De twee vrouwen verstijfden. Deepise opende haar mond om te antwoorden, maar er kwam niets uit.
‘Mijn naam is Jorda Ellis,’ zei hij, terwijl hij zijn capuchon en hoed afzette. ‘Ik ben de eigenaar van deze plek.’
De sikkel viel als een hamer. Verschillende klanten draaiden zich om te kijken. De kok stak zijn hoofd uit de keuken.
—“Dat kan niet,” fluisterde de jonge vrouw.
‘Ja, dat kan,’ antwoordde Jorda koud. ‘Ik heb deze zaak met mijn eigen handen geopend. Mijn moeder bakte hier vroeger taarten. We hebben dit gebouwd om iedereen te bedienen: arbeiders, gepensioneerden, moeders met kinderen, mensen die nauwelijks de eindjes aan elkaar kunnen knopen. Jij hebt niet het recht om te bepalen wie vriendelijkheid verdient.’
Depisé’s gezicht werd bleek. De jonge vrouw liet haar telefoon vallen.
—“Laat me het uitleggen—” Depiise begon.
‘Nee,’ schrok Jorda. ‘Ik heb het gehoord. En de camera’s ook.’
Hij wees naar een onopvallende camera aan het plafond.
—“De microfoons? Ja, ze werken. Elk woord wordt opgenomen. En het is niet de eerste keer.”
Op dat moment kwam de manager, een man van middelbare leeftijd genaamd Rυbe, naar buiten. Hij opende zijn ogen van verbazing toen hij Jorda zag.
—“Meneer Ellis?!”
—“Hoi, Rυbeп,” zei Jordaп. “We moeten praten.”
Rυbéп пodded, still iпcredυlous.