Ik zit op het balkon van Henry’s penthouse en drink een kop koffie. De septemberzon is warm.
Emily is alles kwijtgeraakt. Het appartement aan het strand is geveild. Ethan is verdwenen toen het geld op was. Ze moet een taakstraf uitvoeren.
David woont in een klein appartement in Brooklyn. Hij werkt voor een logistiek bedrijf – gewoon als werknemer, maar hij slaapt ‘s nachts tenminste. We zijn langzaam maar zeker aan het heropbouwen.
De deurbel gaat. Het is zaterdag.
‘Oma!’ Alice rent in mijn armen, met twee ontbrekende voortanden. Peter volgt en omhelst me stevig.
“We hebben ingrediënten voor een taart meegenomen!”
David staat in de deuropening en ziet er gezonder uit. « Goedemorgen, mam. »
Henry komt met een schort om de keuken uit. « Klaar om te bakken, mijn kleine chef-koks? »
De keuken verandert in een chaotische, vrolijke bende van bloem en chocolade. David klopt het beslag naast me.
‘Dank je wel, mam,’ zegt hij zachtjes. ‘Dat je me niet hebt opgegeven.’
‘Ik ben je moeder,’ zeg ik. ‘Ik kan boos worden, maar ik ga nooit weg.’
Later zitten Henry en ik op het balkon terwijl David met de kinderen naar het park gaat. Henry pakt mijn hand.
“Je hebt het voor elkaar gekregen, Catherine. Je hebt alles opnieuw opgebouwd.”
‘Het is ons gelukt,’ zeg ik.
‘Wat worden we nadat we gebroken zijn?’ vraagt hij.
Ik glimlach en kijk naar de stad. « Diamanten. Wij worden diamanten. We breken niet meer. We schitteren alleen nog maar. »