Eén hap. Eén parasiet. Levenslange gevolgen.
De onzichtbare dreiging op je bord – en hoe je met een gerust hart kunt eten.
Je tilt je vork op.
De varkenskotelet is in het midden lichtroze – perfect mals .
De oester glinstert, ziltig en helder.
De aardbei, nog bedekt met ochtenddauw van de boerenmarkt, barst van de zonovergoten zoetheid.
Alles smaakt vers . Schoon . Veilig .
Maar wat als die ene hap – onopvallend, heerlijk, alledaags – een passagier met zich meedraagt? Geen bacterie. Geen gifstof.
Een levende parasiet.
Een organisme dat niet zomaar voorbijtrekt. Het vestigt zich . Het migreert. Het plant zich voort. Het verandert je biologische processen van binnenuit – vaak ongemerkt, maanden of zelfs jarenlang – terwijl jij vermoeidheid, een opgeblazen gevoel of concentratieproblemen toeschrijft aan stress, ouderdom of « nu eenmaal hoe het leven is ».
Dit is geen paniekzaaierij.
Dit is epidemiologie.
Dit is voedingswetenschap.
Dit is de stille realiteit achter duizenden ongediagnosticeerde gevallen – op dit moment – in keukens zoals die van u.