Het was een koude herfstmiddag in Madrid toen de elf-jarige Marcos langs de vuilnisbakken in de buurt slenterde, op zoek naar lege flessen die hij kon verkopen.
Zijn moeder, Anna, werkte als schoonmaakster en het geld was altijd krap. Terwijl hij door een chique straat liep, viel hem iets ongewoons op: een man in een duur pak die een leren jas in de prullenbak gooide.
Marcos zweeg even. Het jasje zag er praktisch gloednieuw uit – het soort dat je in dure winkels vindt. Hij verzamelde moed en liep op de man af.
« Pardon meneer, mag ik die jas even aannemen? Mijn moeder heeft het koud, » vroeg hij zachtjes.
De man keek hem niet eens aan, wuifde hem weg en stapte in een strakke, zwarte auto. Marcos tilde voorzichtig zijn jasje op, blij zijn moeder te verrassen. Thuis gaf Anna hem eerst een uitbrander.
« Je moet geen dingen uit de prullenbak halen, zoon. »
« Maar mam, het is schoon. Kijk – het ziet er gloednieuw uit, » hield Marcos vol.
Anna zuchtte, ontroerd door zijn bedachtzaamheid. Ze drapeerde haar jas over een stoel en ging verder met koken. Marcos greep ondertussen in zijn zak en haalde er een dikke, verzegelde envelop uit. Nieuwsgierigheid en opwinding namen de overhand toen hij hem opende. Er zaten stapels bankbiljetten in.
« Mam! » riep hij uit. « Kijk hier eens naar! »
Anna rende naar hem toe en snakte naar adem toen ze het geld zag – dertigduizend euro in totaal. Even bleef het stil tussen hen, de verleiding was bijna overweldigend. Ze konden hun schulden afbetalen, aan de armoede ontsnappen en opnieuw beginnen. Maar Anna perste haar lippen op elkaar.
« Dit is niet van ons, » zei ze vastberaden. « We brengen het morgen terug. »
De volgende dag gingen ze naar het elegante gebouw waar Marcos de man had gezien. De portier, op zijn hoede, belde de eigenaar van het appartement. Toen hij verscheen, ontmoetten hun blikken elkaar en Anna verstijfde.
« Anna? » fluisterde hij verbijsterd. « Ben jij dat echt? »