Ik kan me het precieze moment waarop mijn leven veranderde nog goed herinneren: het telefoontje, het ongeloof, de verstikkende stilte die ons huis vulde toen ik hoorde dat mijn zus er niet meer was en haar zevenjarige dochter zonder iemand achterliet.
Mijn hart reageerde voordat mijn verstand dat kon. Het enige wat ik wilde, was dat kleine meisje vasthouden, haar beschermen tegen een wereld die plotseling hard en onbekend was geworden. Maar liefde, zo heb ik geleerd, wint het niet altijd van angst. Mijn man aarzelde – onzeker of we er wel klaar voor waren om opnieuw te beginnen met een kind – en terwijl ik de moed zocht om vol te houden, ging de tijd sneller dan mijn vastberadenheid. Ze werd in een pleeggezin geplaatst. De wereld draaide door, maar een stil verdriet nestelde zich in me, een verdriet dat nooit helemaal verdween.
Jaren verstreken, maar die pijn bleef. Elke kerst, elke verjaardag vroeg ik me af of ze zich mij nog herinnerde – de tante die ooit haar haar vlechtte, die verhaaltjes voor het slapengaan fluisterde.
Ik stelde me voor hoe ze opgroeide, haar plek vond in de klaslokalen en bij vrienden, leerde wie ze was zonder de familie die ze verloren had. Mijn man en ik werden ouder, ons gelach verzachtte tot iets zachters. We spraken niet veel over die dag, maar de stilte tussen ons woog vaak zwaar – de herinnering dat de waarheid van het hart soms te laat komt voor actie.