De nacht dat het allemaal uit elkaar viel
Die nacht viel de regen met bakken uit de lucht over Seattle en veranderde elke straat in een spiegel van trillende lichtjes. Grace Miller stond blootsvoets op de veranda, haar driejarige zoontje Noah stevig tegen de kou gedrukt. Achter haar sloot de deur van het huis dat ze tien jaar lang ‘thuis’ had genoemd zachtjes – niet van woede, maar met een definitiviteit die haar diep raakte.
« Daniël, alsjeblieft, » fluisterde ze met trillende stem. « Doe dit niet… niet waar Noach bij is. »
Haar man, Daniel Whitmore, leunde tegen de deuropening, zijn overhemd half open, één arm om een jonge vrouw in een rode regenjas geslagen. Zijn gezicht was koud – leeg van liefde, leeg van spijt.
« Je hebt je eigen keuzes gemaakt, Grace, » zei hij botweg. « Leef er nu mee. »
Grace knipperde verward met haar ogen. « Mijn keuzes? Ik heb alles opgegeven voor dit gezin. »
Daniel lachte kort. « Je hebt niets opgeofferd. Je was gewoon… op je gemak. Tiffany geeft me weer een levend gevoel. »
De jonge vrouw, Tiffany, glimlachte even ongemakkelijk, maar keek Grace niet aan. Het bleef stil totdat Daniel uiteindelijk zei: « Ga weg. Ik wil geen scène. »
Grace slikte haar trots in, trok haar zoon dichter naar zich toe en stapte de stortbui in. Het koude water doorweekte haar jurk, maar ze huilde niet. Nog niet. Ze voelde helemaal niets.
Toen klonken er achter haar haastige voetstappen die door de plassen klotsten. Tiffany haalde haar in, haar rode hakken glinsterden in de regen.
“Wacht,” riep Tiffany.
Grace draaide zich om, verwachtend dat ze weer beledigd zou worden. In plaats daarvan drukte Tiffany haar een klein, nat bundeltje bankbiljetten in de hand – vijfhonderd dollar.
« Hier, » zei ze zachtjes. « Neem een motel. Voor een paar dagen maar. »
Grace fronste. « Waarom ben je—? »