Mijn zoon Nam is de grootste trots van mijn leven.
Mijn vrouw en ik zijn eenvoudige plattelandsmensen. We overleven door hard te werken en te zweten. We sparen elke cent met maar één droom: hem zien afstuderen aan de universiteit.
Dus toen hij belde om te zeggen dat hij was aangenomen bij een groot bedrijf in Manilla, konden we het niet geloven. Ik omhelsde mijn vrouw en we huilden allebei van geluk.
En toen Nam trots zei:
“Papa, mama, ik heb een huis gekocht!” Mijn hart barstte bijna van vreugde.
Dat huis was miljoenen waard – iets wat ik nooit had gedacht dat mijn zoon, die in armoede opgroeide, zich ooit zou kunnen veroorloven. Op dat moment kregen al onze offers ineens betekenis.
Nam nodigde later de ouders van zijn vrouw uit om bij hem te komen wonen, zodat hij voor hen kon zorgen. Ik maakte geen bezwaar en het leek me vanzelfsprekend. Het enige wat telde, was zijn geluk. Soms kwam ik gewoon even langs om mijn kleinkinderen te zien en de eenzaamheid van het platteland te verzachten.
Op een avond kwam ik vlak voor het avondeten in Manilla aan.
Ik dacht dat ik een warme maaltijd met mijn familie zou delen. Maar zodra ik het huis binnenkwam, fronste Nam en zei luid:
“Papa, waarom heb je niet gebeld voordat je kwam?”
Ik verstijfde en forceerde toen een glimlach.
« Ik heb je net gemist, zoon. Ik ben met je meegereden en ben meteen hierheen gekomen. »

Er viel een stilte in de kamer.
De ouders van mijn schoondochter kletsten vrolijk terwijl zij hun eten serveerde. Nam keek nauwelijks mijn kant op en gaf me nauwelijks een portie.
Ik heb gegeten, maar elke hap smaakte naar zand.
Die nacht kon ik niet slapen. Ik staarde naar het plafond van de logeerkamer en voelde me een vreemde in het huis dat mijn eigen zoon – de jongen die ik ooit door modderige velden droeg – met zijn handen had gebouwd.
Rond middernacht kreeg ik dorst en ging ik stilletjes naar buiten. Toen ik langs Nams kamer liep, hoorde ik hun stemmen.
“Vertel het je vader,” mompelde mijn schoondochter.
« Deze plek is te klein. Ik vind het niet prettig als hij onaangekondigd langskomt. »
Er viel een stilte voordat Nam zachtjes antwoordde:
« Ik weet het… maar hoe kan ik het hem vertellen zonder hem te kwetsen? Hij is gevoelig voor dit soort dingen. »