Het begon met een langzaam nummer. Zo eentje waar iedereen van ging swingen, champagneglazen die de kroonluchters weerspiegelden. Maar in plaats van mij vast te houden, stond Mark al op de dansvloer – met haar.
Sophie. Zijn collega. Degene die hij zwoer « gewoon een vriendin » te zijn.
Het was onmogelijk om ze niet op te merken – ze draaiden rond, lachten te hard, en haar hand rustte op zijn borst alsof die daar hoorde. Elke keer dat ik probeerde zijn blik te vangen, keek hij dwars door me heen, alsof ik een schaduw was die vervaagde tegen de zijden muren.
Eerst zei ik tegen mezelf dat ik het me inbeeldde. Misschien zou hij het later goedmaken. Misschien zou hij me komen zoeken. Maar de nacht sleepte zich voort en ik zat alleen aan tafel, tandenknarsend glimlachend, terwijl iedereen danste.
Toen kwam het moment dat alles in gang zette.
Een man aan de bar vroeg aan Mark: « Hé, ben je getrouwd? »
Marks grijns was traag en wreed. « Niet echt, » zei hij, terwijl hij me aankeek. « Het telt niet als het… saai is. »
Er klonk gelach om hem heen. Sophie verborg haar gezicht, veinsde verlegenheid, maar haar lichaam drukte tegen het zijne.