Op een middag vertelde hij me dat hij een vijftiendaagse zakenreis naar een afgelegen eiland moest verlengen.
Ik vermoedde niets; ik herinnerde hem er alleen aan dat hij goed voor zijn gezondheid moest zorgen. Maar het lot greep in – de volgende ochtend las ik toevallig een bericht op zijn telefoon: de reis was helemaal geen zakenreis, maar een vakantie die hij en mijn beste vriendin lang geleden hadden georganiseerd.
Ik was geschokt. Maar in plaats van hem ermee te confronteren, bleef ik stil. Ik wilde zien hoe ver zijn leugens zouden gaan als hij terugkwam.
Die vijftien dagen sleepten zich eindeloos voort. Overdag probeerde ik voor mijn dochter te zorgen; ‘s nachts doorstond ik een hartverscheurende pijn. Meerdere keren vroeg ze: « Mam, waarom was papa zo lang weg voor zaken? » en de tranen stroomden over mijn wangen.
Toen hij terugkwam, had hij een brede glimlach, een gebruinde huid en waren zijn armen volgehangen met cadeaus. Hij veinsde zelfs tederheid: « Ik heb je vreselijk, vreselijk gemist. » Ik zei niets; mijn hart verhardde. Toen hij ging zitten, keek ik hem in de ogen en vroeg:
« Weet je welke ziekte ze heeft? »
De vraag sneed als een mes. Hij verstijfde onmiddellijk, zijn gezicht vertroebeld van uitputting.
« Wat… wat zeg je? »
Ik perste mijn lippen op elkaar. Ik kende een geheim waar hij nooit aan gedacht zou hebben: mijn beste vriendin vocht tegen een gevaarlijke, besmettelijke ziekte. Ik had er toevallig van gehoord via een vriend in het ziekenhuis. Ze had talloze behandelingen ondergaan en alles geheim gehouden. Desondanks had ze gedachteloos relaties nagestreefd, en mijn man – die dwaze man – was zonder aarzelen in haar armen gevallen.